Fysiotherapie De Zorgmolen met Pim Zandwijk links.

InFysio is geïnteresseerd in fysiotherapeuten en hun achtergrond. Voor deze editie spreken we met Pim Zandwijk. Al in 1980 begonnen in de particuliere praktijk. Ruim 36 jaar fysiotherapeut dus, maar verwacht nu niet dat Pim de laatste jaren op routine doorwerkt. Een verslag van een ervaren fysiotherapeut die nog iets wil betekenen voor het vak en zijn collega’s.

Tekst: Robert Hoogland

Zoals de inleiding al aangeeft, begon Pim Zandwijk binnen een maatschap fysiotherapie in Papendrecht. In de jaren 80 van de vorige eeuw werd de juridische praktijkconstructie veranderd. De fysiotherapeuten uit die tijd kennen waarschijnlijk nog wel de zogenaamde ‘roze contracten’ problematiek. In 1999, na wat onenigheid en escalaties binnen het maatschapsverband, begon Pim voor zichzelf in een solopraktijk.

Gezondheidscentrum

“Tot en met 2012 heb ik de solopraktijk gevoerd”, begint Pim. “Bijna naast mijn praktijk werd een nieuw gezondheidscentrum De Zorgmolen gebouwd. Ik ben gevraagd om daar als fysiotherapeut te gaan werken. Ik hoefde niet lang na te denken. Het bood nieuwe mogelijkheden, ruimte en met collega fysiotherapeuten is een samenwerking ontstaan. De collega’s bleken ook nog een paar collega’s uit mijn maatschapstijd, zelfs een goede vriend is nu aangesloten.”
De praktijkencombinatie Fysiotherapie Molenwijk en Fysio-manuele therapie Pim Zandwijk vormen Fysiotherapie De Zorgmolen in gezondheidscentrum De Zorgmolen (www.fysiodezorgmolen.nl). “We doen eigenlijk alles samen, maar financieel-economisch gezien zijn we (nog) geen eenheid”, verduidelijkt Pim. De praktijk van Pim was al HKZ gecertificeerd, Fysiotherapie Molenwijk nog niet. “Ik heb de nieuwe organisatie en collega’s meegenomen in de manier van werken, de procedures en het handboek.” Dit alles heeft ertoe geleid dat ook de nieuwe organisatie HKZ gecertificeerd is. Die gezamenlijkheid is voor mij erg prettig en fijn werken.”

Fysiotherapie De Zorgmolen met Pim Zandwijk links.

Fysiotherapie De Zorgmolen met Pim Zandwijk links.

Wetenschap

Pim is niet stil gaan zitten. Integendeel: “Ik ben de opleiding tot Master Manueel therapeut gaan volgen, heb die met goed vervolg afgerond. Binnen de Master opleiding hebben we ook uitgebreid stilgestaan bij de wetenschappelijke kant van het vak. Een vriend /collega en ik raakten door dat wetenschappelijk deel enthousiast. Wij hebben het idee opgevat om door te zetten met een promotie-onderzoek. We hebben een onderzoeksvraag opgesteld en gestuurd naar Prof Dr. Rob de Bie (Professor of Physiotherapy Research at Maastricht University, red.). Rob de Bie nodigde ons uit en zei laat maar zien. Als fysiotherapeut zonder academische opleiding is het binnen de wetenschappelijke  wereld in het begin niet gemakkelijk. Je moet gewoon goed volhouden en alles wat je schrijft moet je kunnen onderbouwen. We zijn inmiddels wel een tijdje bezig.”

Therapietrouw

“Onze onderzoeksvraag is de therapietrouw bij patiënten met lage rugpijn. Het is een vraag vanuit onze praktijk en wij verwachten dat we voor ons vak en onze collega fysiotherapeuten echt van waarde kunnen zijn met de onderzoeksresultaten. In 2009 zijn we al gestart met onze eerste werkzaamheden waar we steeds moeten bewijzen waartoe we in staat waren. We hebben verschillende kleine publicaties gehad onder andere in The European Journal of Physiotherapy.”

Prediction rules

“Ons ‘onderbuikgevoel’ is dat therapietrouw bij patiënten met lage rugpijn laag is. Het doel van ons onderzoek is te komen tot zogenaamde prediction rules bij intake. Met andere woorden zou je kunnen voorspellen hoe het is gesteld met de therapietrouw van de patiënt die voor je ziet tijdens de intake.”
Als je met de prediction rules weet dat de therapietrouw laag is, moet je dan niet direct de juiste hulpverlening inzetten? Bijvoorbeeld geen fysiotherapie, maar misschien richting de psychosociale context? “Het is allemaal wat prematuur nog hoor”, nuanceert Pim. “De vervolgstap is dat we 16 praktijken in de regio Rotterdam willen betrekken. In dit onderzoek gaan we een interventie doen op gedrag van mensen om te kijken of dat de therapietrouw beïnvloedt.  Zij gaan werken met een bepaald protocol. De artikelen die na analyse van het onderzoek geschreven gaan worden zullen onderdeel vormen van het proefschrift.

Tijd

Op de vraag of dit wetenschappelijk onderzoek niet veel tijd vraagt antwoordt Pim verassend. “Weet je, ik heb de tijd, onze dochter is het huis uit en ik ben al vanaf 2005 – tijdens de Master Manueel therapie – gewend aan de combinatie van studie en praktijk. De wetenschap laat me niet los omdat ik ook echt iets wil betekenen voor ons vak. En door mijn jarenlange praktijkvoering en verhuizing naar het gezondheidscentrum heb ik geen zorgen over dalende praktijkomzetten. Ik heb trouwens ook niet zo’n praktijk met een overvolle agenda.”

Ondersteuning

“Ik heb de tijd, maar mijn praktijkvoering en de HKZ worden ook goed ondersteund door Fysiologic. Sinds 1982 werk ik al met dit programma, ik ben nog begonnen op een monochroom scherm. Vooral de laatste jaren zijn er veel goede veranderingen doorgevoerd. Een goed werkend EPD en de PROMS manager. Met die PROMS manager is mijn intake logistiek een stuk handiger ingericht. Ik selecteer de juiste vragenlijsten en automatisch gaat een mail naar de patiënt met een link naar een beveiligde omgeving. Mijn patiënten kunnen zelf de vragenlijsten invullen en ik kan direct verder met mijn beweegonderzoek. Meer effectieve tijd met de patiënt dus.

Die tijdswinst zit eigenlijk overal in. Ik heb wel eens de tijd opgenomen bij mijn declaraties. Mijn declaraties liggen binnen 6 minuten bij VELogo-ZorgmolenCOZO. Als ik een keertje de helpdesk nodig heb dan kan ik rekenen op mensen die direct het juiste antwoord hebben. En bij elke audit zijn dossiers geen enkel probleem. Geen zorgen dus, helemaal bij deze tijd en ook nog eens erg goedkoop. Dat helpt ook om tijd over voor de combinatie praktijk – wetenschap.”
Dan nog even de toekomst. Waar staat de fysiotherapie over 5 jaar? Pim: “Die antwoorden zijn lastig te geven, maar ik heb wel het idee dat de voorzitter van het KNGF het goed ziet. Er komt groei naar coaching, advisering en instructie. De evidentie voor behandelingen aan de bank is dun. In mijn optiek is dat niet direct een bedreiging voor het vak. Ik zie dat er nog een enorm kennisverschil zit tussen de huisarts en de fysiotherapeut. De druk van de behandelgemiddelden leidt soms wel tot een verkeerde druk. Mensen met complexe aandoeningen en/of comorbiditeiten hebben veel aandacht, begeleiding en hulp nodig. Die staat onder druk en dat leidt tot ongezonde situaties.”