Dit artikel gaat in op de samenhang van lage rugklachten en beperkte heupmobiliteit. Drie hands-on methodes worden besproken ten behoeve van de klinische vertaalslag. De technieken zijn veilig, makkelijk toe te passen en duidelijk beschreven zodat ze direct toepasbaar zijn in de praktijk. Ook contra-indicaties zoals heupdysplasie en FAI zullen worden besproken. Dit artikel wordt online met video ondersteund.

Bekijk video met techniekdemo

 

123rf-25511514_heupanatomie
Tekst: Lynnette Spits

Beeld: Kim Roos

Dr. Ida Rolf heeft een significante invloed gehad op hoe wij naar het lichaam kijken en het begrijpen. Zowel tijdens haar leven (1898-1979) als daarna. Veel mensen die haar werk hebben bestudeerd zijn tot invloedrijke visies gekomen binnen de fysiotherapie, beweging en sport. Dr. Rolf beschreef de heupen als ‘’het gewricht dat symmetrie bevestigt’’. Ze was niet de enige met deze gedachten. Zuivere symmetrie rondom de heupen is ook belangrijk voor atleten, dansers, ouderenzorg en behandeling van lage rugklachten.
Over het algemeen is bekend dat volledige ROM in de heup bijdraagt aan een betere houding van de rug. Onderzoek in Japan en de USA bevestigen dit. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Aziatische landen waar men veel op de grond zit, blijkt dat over het algemeen meer exorotatie in de heupen gevonden wordt. Verder is bekend dat bij deze bevolkingsgroep een kleinere lumbale lordose dan gemiddeld wordt gevonden. Staat dit dan in relatie met de heupmobiliteit? Ja!

Drie technieken die de heupmobiliteit beïnvloeden en daarbij lage rugklachten helpen verbeteren:

 

 

IMG_9251-fig1

Figuur 1. Push a broom A, startpositie

Push a broom A

Dit blijkt een effectieve techniek te zijn bij het vergroten van de heupmobiliteit zonder dat de therapeut veel inspanning hoeft te leveren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zwaartekracht gedurende drie verschillende uitgangsposities. Structuren die tijdens deze techniek aan bod komen zijn de diepe ligamenten, m. illiopsoas, hamstrings, rotatoren, m. sartorius, m. quadriceps en de omliggende fascie.

De term ‘push a broom’ verwijst naar de beginpositie: pak het been van de patiënt beet bij enkel en knie alsof het een bezem is (fig 1). Vervolgens breng je de heup via exorotatie/abductie in maximale flexie waarbij de knie zo ver als mogelijk r

ichting het hoofd bewogen wordt. Het illium mag hierbij tijdelijk loskomen van de onderlaag. Bij veel patiënten zal het prettiger zijn voorbij de 90 graden heupflexie te bewegen waardoor het femur dicht tegen het lijf aan komt.

IMG_9262-fig2-bewerkt

Figuur 2. Push a broom A

Deze ‘kruiphouding’ zal rek geven op het heupgewricht. Echter kan een vergroting van de heupmobiliteit plaatsvinden als de tonus van de gluteale musculatuur wordt gereduceerd. Leun hiervoor geleidelijk op de origo van de m. gluteus maximus net onder de crista illiaca (fig 2). De
druk die gegeven wordt moet statisch van aard zijn om zo tendinotisch weefsel niet te overbelasten. De richting van de druk moet lateraal zijn zodat de m. gluteus van zijn origo wordt wegbewogen. Houd deze positie vast totdat het weefsel mee lijkt te geven. Herhaal deze beweging op de meerdere aspecten van de m. gluteus.

Push a broom B

IMG_9273-fig3

Figuur 3. Push a broom B

De beginpositie van deze techniek is gelijk aan de eindpositie van techniek a. Het onderbeen mag langs de tafel naar beneden hangen zoals in figuur 3. Met beide handen omvat je de adductoren van het bovenbeen. Beweeg deze naar je toe waardoor exorotatie in de heup plaatsvindt. Tegelijkertijd kan met uw eigen bovenbeen het afhangende onderbeen van de patiënt geleidelijk richting het hoofdeinde van de tafel duwen. Dit zal de exorotatie in de heup faciliteren. Er mag geen spanning in de knie ontstaan. Enkel een reksensatie rondom de heup. Denk aan uw eigen houding en sta rechtop. Vraag de patiënt gedurende deze houding 3 tot 5 keer goed in en uit te ademen. Hierna moet een ontspanning van weefsel te voelen zijn.

IMG_9291-fig4

Figuur 4. Push a broom C

Push a broom C

Rotatie, flexie en extensie van de heup hebben voor beide geslachten een negatieve correlatie met lage rugklachten. Voor mannen komen daar de hamstrings nog bij. De laatste techniek combineert een aantal deze bewegingen: rotatie, flexie en rekken van de hamstrings.

Breng vanuit de eindpositie van techniek ‘b’ het onderbeen boven de tafel waardoor in de heup een endorotatie plaatsvindt. Gebruik de handvatting zoals in figuur 4 wordt weergegeven. Beweeg het femur geleidelijk tot de eindgrens en handhaaf deze positie totdat het weefsel lijkt mee te geven.
Na het uitvoeren van alle technieken mag de patiënt weer in anatomische houding gaan staan.
De patiënt zal aangeven dat de behandelde zijde vrijer voelt. Herhaal dezelfde technieken aan de andere zijden om zo balans te creëren.

Bekijk de video met demonstratie

Effecten

De genoemde technieken zijn gepresenteerd als heupmobilisaties. Echter hebben ze ook invloed op de overige ligamentaire structuren van de heupgordel. Denk aan de sacro-iliacale gewrichten met ligamenten naar het tuberculum ischiadicum, de spinea vertebrae en het illium. Het mobiliseren van deze structuren kan een positief effect hebben op disbalans, SI pijnen of ischiadicus klachten.

Bij het toepassen van de technieken mag de pijn niet toenemen. Dit kan wijzen op sterk verkorte ligamenten, fysiologische begrenzingen of een afwijkende stand van acetabulum en femurkop. In geval van FAI is na operatie is de ROM van de heup verminderd en kan een mobiliserende techniek de situatie weer verergeren. Dus wees voorzichtig in eindstandige bewegingen, vooral als er diep in het gewricht pijn wordt aangegeven.

Total hip..?

Het is aannemelijk dat uitgebalanceerde heupmobiliteit preventief helpt en soms zelfs verbetering geeft bij pijn die gepaard gaat met degeneratie. Zonder behandeling eindigen deze klachten vaak in een heupprothese of opnieuw bekleding van het gewrichtsvlak.
Mocht een patiënt een dergelijke operatie al hebben ondergaan, moet de therapeut bij het toepassen van myofasciale mobilisatietechnieken een goed overwogen beslissing maken. De richting waarvan uit geopereerd is geeft aan welke structuren gekliefd zijn om de heup te kunnen vervangen. Tijdens de revalidatieperiode bieden deze structuren nauwelijks steun. Daarom worden beweegrestricties meegegeven aan de patiënt. Bij dorsale benadering worden adductie, endorotatie en flexie voorbij 90 graden afgeraden. Bij frontale benadering is dit abductie, exorotatie en extensie.
Veel patiënten houden zich tot lang na de operatie aan deze restricties. Echter zijn de beschreven myofasciale technieken uitermate geschikt voor deze patiëntengroep als aanvulling op het revalidatieproces. Op de lange termijn kunnen deze technieken de mobiliteit onderhouden. Blijf voorzichtig rondom de eindgrenzen, ondanks dat deze technieken zich niet richten op het kunstmatig materiaal.

Tot slot: wees niet bang om deze technieken toe te passen bij senioren of complex fysiologische patiëntengroepen. Je zult versteld staan hoe comfortabel en effectief deze technieken zijn. Zelfs voor patiënten met een beperkte mobiliteit.

Samenvatting

Deze technieken zullen onmisbaar worden als je ze eenmaal onder de knie hebt. Het helpt je bij het inschatten en verlichten van beperkingen in de heup. Vele patiënten van jong tot oud kunnen hiermee geholpen worden. Ook al wordt er geen lage rugpijn ervaren. Bewegingsvrijheid in de heupen zal hen allemaal helpen bij het zitten en het gaan. Zowel meer efficiënt als comfortabel.
Wilt u de uitvoering van de technieken life zien? Ga dan naar: https://www.infysiomagazine.nl

Referenties

  1. Rolf I. Rolfing: integration of human structures. HarperCollins 1987. ISBN 978-0064650960.
  2. Horikawa K, Kasai Y, et al. Prevalence of osteoarthritis, osteoporotic vertebral fractures, and spondylolisthesis among the elderly in Japanese village. Journal of Orthopaedic surgery 2006;14(1):9-12.
  3. Harris-Hayes M, Sahrmann SA, Van Dillen LR. Relationship between the hip and low back pain in athletes who participate in rotation-related sports. Journal of Sport Rehabilitation 2009;18(1):60-75.
  4. Schleip R. Fascial plasticity – a new neurobiological explanation: part 1. Journal of Bodywork and Movement Therapies 2003;7(1):11-19.
  5. Mellin G. Correlations of hup mobility with degree of back pain and lumbar spinal mobility n chrinic low back pain patients. Spine 1988;13(6):668-670.
  6. To learn more about the procedures involved in a posterior replacement, i recommend checking out the interactive hip surgery simulator at www.edheads.org/activities/hip/. The squeamisch need not be concerned – the animated procedures keep it neat and tidy, unlike real posterior hip surgeries, which can appear downright gory and brutal to the uninitiated. Accessed 5/2014
  7. Jones M. Yoga after a hip replacement. 2010.